<a href="https://indisch4ever.files.wordpress.com/2014/11/alfoer.gif" rel="nofollow"><img class="aligncenter size-full wp-image-45677" src="https://indisch4ever.files.wordpress.com/2014/11/alfoer.gif?w=640" alt="alfoer" /></a>
in november 1817 valt VerHuells oog op één van de daar aanwezige Alfoeren, Alfoero Tobello, een ‘sterk en welgemaakt’ man. ‘Bij iedere beweging van zijn krachtvol ligchaam teekende zich het spiergestel. Zijn woest voorkomen was nog barscher door de bovenmatig lange knevels, die stijf naar boven krulden. De opslag zijner oogen was doordringend; de lange haren, los door elkander geslingerd, staken overal door eenen rooden, om het hoofd geslagen doek heen, waartusschen lange vederen gestoken waren. Een zeer diep likteeken was op zijn’ eenen arm; zijne bewegingen waren vlug en statig tevens. De greep van zijn blanke klewang, op slagzwaard, was met eenen lange vlecht bloedrood geverwd menschenhaar versierd.’ Gravure van J. Bemme naar een tekening van VerHuell, opgenomen in het eerste deel van Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën (Haarlem, 1835).
↧